Regelgeving en aandachtspunten bij opschaling van open en online onderwijs

SURFnet publiceerde tijdens de Open Education Week (7 t/m 11 maart) een verkenning rondom regelgeving en aandachtspunten bij opschaling van open en online onderwijs.

VerkenningOE

Uit de inleiding:

De verkenning is bedoeld als handvat voor universiteiten en hogescholen die zich (willen) richten op de inzet van open en online onderwijs. Het doel is drieledig:

  1. de belangrijkste randvoorwaarden en regelgeving identificeren en toelichten;
  2. voorbeelden presenteren uit de praktijk van een onderwijsinstelling om te laten zien wat er binnen de huidige kaders mogelijk is;
  3. een vergezicht bieden naar de opschaling van open en online onderwijs: in hoeverre moeten randvoorwaarden en wettelijke kaders worden aangepast?

Er zijn totaal vijf thema’s waar deze drie aspecten worden toegelicht. De thema’s:

  1. begeleiding van studenten;
  2. implicaties van tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs;
  3. online toetsen;
  4. erkenning van online onderwijs in formeel onderwijs;
  5. delen van leermaterialen.

Bij elk thema worden de drie aspecten (randvoorwaarden en regelgeving, praktijkvoorbeelden en vergezicht) toegelicht.

Volgens de samenstellers van het rapport zijn er vier argumenten voor het op grotere schaal aanbieden en faciliteren van open en online onderwijs

  1. hogere onderwijskwaliteit
  2. effectievere besteding van contacttijd
  3. flexibilisering onderwijs en onderwijs op maat
  4. rijkere en internationalere leeromgeving

Belangrijke vraag hierbij is of de huidige wet en regelgeving deze ontwikkeling in de weg staat.

De samenvatting:
Ten aanzien van de vijf thema’s waar deze verkenning zich op richt, zijn de volgende conclusies te trekken:

Contacttijd in online onderwijs
In het kader van de prestatieafspraken over het eerste jaar van het voltijd bacheloronderwijs kan virtueel contact in het wo wel onder de definitie van contacttijd worden geschaard. in het hbo is dit niet het geval. Tenzij een hbo-instelling op dit punt een afwijkende individuele prestatieafspraak heeft gemaakt. Voor de andere jaren in de bachelor- en masterfase gelden dergelijke afspraken niet. Dat betekent dat de instellingen daar de nodige ruimte hebben om een eigen invulling aan contacttijd en begeleiding te geven.
Hogeronderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor kwaliteit, binding en begeleiding, maar de vraag is of begrippen als contacturen en vestigingsplaats hiervoor ook in de toekomst het beste instrumentarium bieden. De begrippen ‘binding’ en ‘begeleiding’ vragen in deze context om een herijking. Inspirerende ontmoetingen tussen student en docent kunnen ook in online leergemeenschappen ontstaan; faceto-face contacttijd hoeft niet in alle gevallen leidend te zijn. Het is belangrijk hier te differentiëren naar doelgroep. Het verlopen van de prestatieafspraken in 2016 biedt in ieder geval de mogelijkheid de definitie van contacttijd aan te passen, met name voor het hbo.

Percentage online onderwijs in de opleiding
De Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2014 stelt geen limiet aan het kiezen van een online vorm voor het onderwijsaanbod van de eigen instelling, maar de inzet van online onderwijs dat wordt aangeboden door andere instellingen is gelimiteerd tot een derde van het curriculum. Niet helemaal duidelijk is of de ‘25%-regel’ (tenminste een kwart van de opleiding moet fysiek bij de Nederlandse opleiding in Nederland worden gevolgd) van toepassing is op studenten die Nederlands hoger onderwijs geheel online vanuit het buitenland volgen.
De genoemde beleidsregels gaan (gedeeltelijk) uit van bestaande ideeën over de meerwaarde van face-to-face onderwijs ten opzichte van online en asynchroon onderwijs. In het kader van de beoogde opschaling van open en online onderwijs is het goed dit kritisch te evalueren. Nu ‘fysieke locatie’ een andere betekenis krijgt doordat het onderwijs internationaliseert en digitaliseert, is de vraag welke impact dit heeft op het concept van doelmatigheid. Ook is de vraag of onderwijs op de locatie van de instelling een randvoorwaarde is om ‘binding’ met de opleiding te creëren.

Online proctoring
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) heeft geen bepalingen die een belemmering vormen voor online proctoring. Wel is van belang deze vorm van online surveilleren in goed overleg tussen het opleidingsbestuur en de examencommissie vorm te geven. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) vereist echter wel aanvullende maatregelen ten opzichte van fysieke toetsafname.
Een belangrijke stap op de korte termijn is de verheldering van de implicaties van de Wbp. De komende jaren zullen good practices ontstaan van instellingen die gebruik maken van de ruimte die er is om online proctoring in te zetten op een manier die past binnen de grenzen van de Wbp. Het is goed om ook naar online proctoring te kijken met het oog op opschaalbaarheid. Bij grote aantallen online studenten zijn niet alle toetsvormen even geschikt.

Kwaliteitszorg bij integratie van online onderwijs in formeel onderwijs
Wanneer online onderwijseenheden in het onderwijsprogramma geïntegreerd zijn, worden deze onderwerp van de interne kwaliteitszorg van de opleiding. De instelling moet ervoor zorgen dat dit binnen de interne kwaliteitszorg wordt geborgd en dat binnen de instelling de nodige expertise aanwezig is.
Om de kwaliteit te kunnen borgen is het belangrijk dat externe (visitatie)panels en de examencommissies voldoende expertise hebben op het gebied van online onderwijs. Bij het integreren van extern online onderwijs in het eigen programma spelen ook financiële aandachtspunten (zoals de kosten van verified certificates).

Individuele vrijstelling volgens de EVC-procedure
Wanneer een individuele student om een vrijstelling vraagt op basis van een extern gevolgde online onderwijseenheid, bepaalt de examencommissie per geval of de vrijstelling wordt toegewezen of als vrije studiekeuze wordt erkend. Dit is arbeidsintensief en stelt de examencommissie voor verschillende uitdagingen, namelijk beoordeling van niveau, inhoud en aansluiting op het onderwijsprogramma.
De huidige, individuele erkenning is niet schaalbaar. Mogelijke oplossingen zijn een supplement bij het certificaat, een internationale kwaliteitsstandaard, een clearinghouse, alliantievorming, afspraken op sectorniveau of de selectie van onderwijsmodules door de opleiding.

Auteursrecht 
De belangrijkste regelgeving is het auteursrecht. Daarnaast zijn in de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) van docenten in het hoger onderwijs standaardafspraken vastgelegd over het eigendomsrecht van het materiaal dat in het kader van het dienstverband is ontwikkeld. De cao’s van hbo- en wo-instellingen verschillen hierin.
Belangrijk is bewustzijnsontwikkeling bij instellingen en docenten over rechten die rusten op materiaal. Per instelling zou zoveel mogelijk duidelijkheid moeten worden geboden over auteursrecht op zelf ontwikkeld onderwijsmateriaal, in aanvulling op bepalingen uit de cao (die verschillen tussen hbo en wo).

Inzet van elders ontwikkelde open educational resources (OER)
Het gebruik van OER, of de integratie van OER in het eigen leermateriaal is van grote toegevoegde waarde zoals in deze verkenning op diverse plaatsen is beargumenteerd. De gebruiksrechten van extern materiaal zijn echter niet altijd evident.
Het is van belang dat docenten op de hoogte zijn van de (mogelijke) rechten die rusten op materiaal dat zij willen gebruiken binnen hun eigen onderwijs. De instelling kan docenten hierin faciliteren.

Online aanbieden van auteursrechtelijk beschermd materiaal
Veel studieboeken en andere benodigde literatuur is auteursrechtelijk beschermd en slechts (digitaal) te delen wanneer een regeling is getroffen tussen de betrokken partijen. Volgens de WHW kunnen onderwijsinstellingen wel het studiemateriaal voorschrijven, maar niet op welke wijze de student het studiemateriaal verkrijgt. Instellingen kunnen dus (naast het collegegeld) geen extra bijdragen van studenten verlangen voor het online beschikbaar stellen van materiaal.
Een probleem bij het digitaal beschikbaar stellen van auteursrechtelijk beschermd materiaal is dat de overgang van papieren naar digitale leermaterialen kan leiden tot situaties waar verschillen bestaan tussen studenten. Een grote uitdaging is de totstandkoming van een ander verdienmodel, dat zo interessant is dat alle studenten instappen en dat ook voor uitgevers aantrekkelijk is.

Onderzoeksrapport Open Educational Resources en MOOCs in het Nederlandse Hoger Onderwijs

OnderzoeksrapportOERMOOC

Het lectoraat Open Educational Resources van Fontys Hogeschool ICT heeft eind 2015 een survey-onderzoek uitgevoerd naar de stand van zaken rondom productie en hergebruik van Open Educational Resources (OER) en MOOCs in het hoger onderwijs in Nederland. Mede-opdrachtgever van deze survey was SURFnet. Lector Robert Schuwer en mede-auteur en Ben Janssen (lid van de kenniskring van het lectoraat) hebben de resultaten verwerkt in het rapport Open Educational Resources en MOOC’s in het Nederlandse Hoger Onderwijs. In totaal hebben 181 personen aan de survey deelgenomen. De respondenten zijn afkomstig van 23 hogescholen, 5 universitair medische centra en 15 universiteiten. Ook Zuyd heeft aan dit onderzoek meegewerkt.

Uit de samenvatting:

Het beeld dat uit deze informatie naar voren komt, is dat op veel plekken binnen de Nederlandse universiteiten en hogescholen, – in vakgroepen, faculteiten, domeinen, sectoren en instituten – OER en/of MOOC’s worden gemaakt, gedeeld en hergebruikt. Hoeveel plekken dat precies zijn binnen hoeveel universiteiten en hogescholen kan op basis van dit onderzoek niet gezegd worden. Daarvoor is verder onderzoek nodig; iets wat we in de komende periode willen realiseren.

Bron: Lectoraat Open Educational Resources – Fontys Hogeschool ICT

Thema- uitgave ‘Open textbooks’

De 5e thema-uitgave van open en online onderwijs gaat over open textbooks. SURFnet en Special Interest Group Open Education hebben deze thema-uitgave samengesteld aan de hand van een seminar over dit thema in november 2015.

Een open textbook is een digitaal, vrij toegankelijk studieboek waar de gebruiker het recht heeft de inhoud aan te passen.

De uitgave bevat een inleidend artikel met good practices, 4 pitches over open textbooks in de Nederlandse context en de resultaten van een literatuurscan over de voordelen van open textbooks.

Via SURFspace
OpenTextbooks

Zoeken naar Open Educational Resources

Robert Schuwer heeft aan zijn blog een zoekmogelijkheid naar Open Educational Resources (OER) (waaronder open textbooks) en andere vrij beschikbare leermaterialen, zoals MOOC’s toegevoegd

ZoekOER

Klik op afbeelding om te zoeken

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de aangepaste zoekfunctie van Google Search. De aangepaste zoekmachine doorzoekt 137 websites (29 oktober 2015). De meeste websites zijn Engelstalig.

5Coe: framework voor Open Education

5COE

Fred Mulder en Ben Janssen hebben in 2013 het 5-componentenmodel voor open onderwijs ontwikkeld. Zie het artikel ‘Open (het) onderwijs’ in het trendrapport OER 2013 voor de achtergrondinformatie. Met het 5COE model is het mogelijk te bekijken waar een onderwijsinstelling zich bevindt, dan wel zich opstelt, op de vijf componenten of dimensies van openheid.

5coe

De componenten aan de aanbodzijde zijn de volgende:
1. Open educational resources (OER): de bekende eerste component.
2. Open learning services (OLS): een breed scala aan online en virtuele voorzieningen, die vrij (gratis) of tegen betaling beschikbaar zijn voor begeleiding, advies, bijeenkomsten, communities, teamwork, presentaties, bronnenraadpleging, internetnavigatie, toetsing, examinering, enzovoorts.
3. Open teaching efforts (OTE): de menselijke inbreng in het onderwijs, de inspanningen die docenten, opleiders, ontwikkelaars en ondersteuners in hun verschillende rollen in het onderwijs leveren, in een professionele, open en flexibele leeromgeving en cultuur. In de meeste gevallen zal hiervoor betaald moeten
Aan die vraagzijde bevat het 5COE model de volgende twee componenten:
4. Open to learners’ needs (OLN): lerenden willen onderwijs dat betaalbaar, studeerbaar, kwalitatief aan de maat en interessant is, en ook nog iets oplevert. Om open te zijn mag het onderwijs geen restricties opleggen wat betreft toelatingseisen, tijdstip, plaats, tempo of programma. En moeten er voorzieningen zijn voor levenlang-leren, certificering van praktijkervaring, goede schakels tussen formeel en informeel leren, enzovoorts.
5. Open to employability & capabilities development (OEC): het onderwijs zal ook open moeten staan voor een veranderende samenleving en arbeidsmarkt, de bepalende rol van kennis en innovatie, en de invloed van globalisering, terwijl het tegelijkertijd ruimte moet bieden aan nieuwe vaardigheden, kritisch denken, ethiek, creativiteit, en persoonlijke groei en burgerschap.

 

Zie ook artikel Naar OER-onderwijs voor iedereen van dezelfde auteurs

@