“Veel MOOCs zijn niet meer dan windowdressing”, zei Pedro De Bruyckere tijdens zijn afsluitende keynote van de HO-dag tijdens Dé Onderwijsdagen 2014 (zie hier videoregistratie). Misschien is het tijd voor een technopauze om ons meer te richten op de didactiek van open en online onderwijs (Bron: Scienceguide). Daarnaast vroeg hij ook meer aandacht voor menselijke transformatie door het creëren van speelruimte. We moeten op zoek naar de juiste balans tussen digitaal en analoog. Zie ook de impressie van Wilfred Rubens over deze keynote.
“Technology is neither good nor bad – nor is it neutral” de 1e wet van Kranzberg #owd14
Veel sessies tijdens deze Onderwijsdagen gingen over MOOC’s, open en online onderwijs en blended learning. Wat ik tijdens deze sessies opgepikt heb:
Ontwerpen van onderwijs moet eens serieus genomen worden, zei Peter Sloep. Ook als je begint met open en online onderwijs, betekent dat terug naar de tekentafel. Hanteer daar bij een ontwerpmethode, zoals. Zie ook zijn bijdrage aan deze thema-uitgave over didactiek in open en online onderwijs.
Ondersteun docenten bij het ontwikkelen van e-content met een begeleidingsteam of een ontwikkelteam. UMC Utrecht heeft door het project ‘Onbegrensd leren’ veel ervaring opgedaan met 2 verschillende ontwikkelmethodes. E-modules werden ofontwikkeld door een team van experts (onderwijskundigen, instructional media designers etc) waarbij het aanleveren van content de verantwoordelijkheid was van de docent, of ontwikkeld door de docent zelf in de ontwikkeltool Storyline, waarbij het ontwikkelteam op de achtergrond beschikbaar was voor advies en ondersteuning. Elke methode heeft zijn voor- en nadelen en heeft een eigen kostenplaatje. De door hen ontwikkelde e-module wijzer, een applicatie waaruit de elementen van een e-module (zoals interactieve werkvormen) kan worden geselecteerd en een bijbehorend kostenoverzicht wordt gepresenteerd, komt (over een jaar) open beschikbaar. Ze hebben goede ervaringen met een gestandaardiseerd (ook qua vormgeving) ontwikkelproces. Dit project heeft veel draagvlak bij het management die ook voor een behoorlijke financiële injectie heeft gezorgd.
De Haagse Hogeschool heeft een minor Informatievaardigheden volgens het concept blended learning ontwikkeld. Het bleek dat de investering meer dan waard was. De minor werd aantrekkelijker, effectiever en efficiënter.
Tevens is de Haagse Hogeschool bezig met een OER project. Het bleek dat docenten hun leermaterialen wel intern binnen de Haagse wilde delen maar (nog) niet open op het internet. Zij gebruik FeedbackFruits om hun leermateriaal via een repository breder beschikbaar te stellen.
De NVAO kijkt met belangstelling naar het potentieel van Massive Open Online Courses (MOOCs), online onderwijs in het algemeen en blended learning voor het versterken van de kwaliteit van opleidingen. De NVAO hanteert daarbij een Nederlands-Vlaams, een Europees en een mondiaal perspectief.
In 2009 heeft de NVAO, als uitkomst van een discussie onder auspiciën van de European Association for Quality Assurance in Higher Education (ENQA), haar positie ten aanzien van online hoger onderwijs bepaald en in drie punten samengevat: (1) de beoordelingskaders van de NVAO, waarin online onderwijs niet expliciet wordt genoemd, kunnen – dankzij hun open karakter – input inzake online onderwijs heel wel accommoderen; (2) de NVAO acht het cruciaal en ziet erop toe dat expertise op het gebied van online onderwijs aanwezig is in beoordelingspanels; (3) de NVAO rekent het zich tot taak, expertise op het gebied van online onderwijs in huis te hebben, deze bij te houden en te delen.
Anno 2014 vormen deze drie punten nog steeds het uitgangspunt. Op die basis poogt de NVAO recente ontwikkelingen een plaats te geven. De NVAO realiseert zich dat sommige hogescholen en universiteiten vragen hebben en graag antwoorden krijgen, terwijl andere instellingen liefst zien dat de NVAO hen met rust laat en ruimte geeft, of die in ieder geval niet inperkt. In lijn daarmee is de tekst in de notitie, zeker voor zover die de interne kwaliteitszorg betreft, een mix van beschrijvend en aanbevelend, en zeker niet dicterend.
De notitie verkent scenario’s waarin een universiteit of hogeschool in Nederland of Vlaanderen:
een weg zoekt in het erkennen van online onderwijs – een MOOC of anderszins – dat studenten elders gevolgd hebben;
kwaliteitseisen stelt aan online onderwijs uit het aanbod van een andere instelling dat zij als (deel van een) onderwijseenheid inbrengt in een eigen bachelor of master;
kwaliteitseisen stelt aan online en blended onderwijs dat zijzelf ontwikkelt.
Het lijkt de NVAO niet waarschijnlijk dat MOOCs in Nederland of Vlaanderen op afzienbare termijn object van accreditatie zullen worden. De NVAO acht het wel mogelijk dat er een door partijen gedeelde perceptie groeit van wat bepalend is voor een “goede” MOOC. De NVAO is graag bereid een rol te spelen in het verzamelen en dissemineren van good practice.
De NVAO zal vanuit haar rol als accreditatieorganisatie haar zienswijze in de beleidsvorming inbrengen en er toe bijdragen dat mogelijke belemmeringen rond het stimuleren van online onderwijs worden weggenomen.
Op internationaal terrein is de NVAO voornemens om samen met Europese zusterorganisaties wet- en regelgeving ter zake ook op Europees niveau tegen het licht te houden en naar aanleiding daarvan zo nodig actie te ondernemen. Een ander punt op deze Europese agenda kan zijn het onder de aandacht brengen van het belang van MOOC- certificaten die aan de hoogste eisen voldoen, en hoe aanbieders daartoe kunnen bijdragen.
Dit zegt Anka Mulder, vicepresident Educatie en Operaties van TU Delft.
Docenten die een MOOC geven, vertellen me dat ze zich didactisch herboren voelen. Bij het maken van een MOOC moet je heel gestructureerd nadenken over de eindtermen en leerdoelen. Welke werkvorm gebruik je om een leerdoel te bereiken? Die kennis nemen de docenten weer mee terug naar de campus
Precies zo ervaren wij dit ook bij het ontwikkelen onze MOOC’s. Of moeten we praten over een TORQUE? a Tiny Open With Restriction Course focused on Quality and Effectiveness. Een acroniem die ik tot nu toe nog niet gehoord had 🙂 .
Het artikel, geschreven door Christien Bok en Hester Jelgerhuis van SURF, beschrijft de mogelijkheden om met open en online onderwijs, waaronder MOOC’s, goed onderwijs te bieden, voor meer studenten en andere doelgroepen, met meer variëteit, meer flexibiliteit, meer verdieping en meer resultaat. Het artikel is eerder verschenen in TH&MA, Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management, jaargang 21, nr 2, p. 53-56. 2014.
SURF is een pleitbezorger van open en online onderwijs, niet in de laatste plaats vanwege de innovatiekracht die deze openheid met zich meebrengt. Ook is SURF van mening dat open en online onderwijs een positieve impact kan hebben op de kwaliteit van het onderwijs ‘op de campus’.
Dinsdag 27 mei werd bij de Faculteit ICT door SURF SIG Open Education de Workshop Open Online Onderwijs verzorgd. Moderatoren waren: Ben Janssen, Robert Schuwer, Hester Jelgershuis en Janina van Hees.
Aanwezig waren een dertigtal collega’s, waaronder 2 leden van het college van bestuur, locatiemanagement, collega’s uit bibliotheek en AV dienst, de I-adviseurs, ongeveer 10 docenten en 1 student.
Het programma begon met een openingswoord door de faculteitsdirecteur Peter Princen en een korte presentatie door Ed Bosschaart, beleidsmedewerker van de Dienst Onderwijs & Onderzoek. Moderator Ben Janssen lichtte het programma toe. Vervolgens schetste Robert Schuwer de (inter-)nationale ontwikkelingen op het gebied van Open Educational Resources tot Open Onderwijs. Klik hier voor zijn informatieve presentatie.
Vervolgens presenteerden Marcel Schmitz, vlaggendrager en Judith van Hooijdonk, mede-projectleider van MOOCZI hun ervaringen met het ontwikkelen van Open Online Onderwijs.
Na het ‘ophalen‘ gingen we in de 4 groepen in 2 sessies bespreken om wat open en online onderwijs voor Zuyd Hogeschool kan/zal betekenen. Hieronder volgt het verslag van het ‘reflecteren’ .
Discussievragen ronde 1:
Moeten wij iets met open en online onderwijs en, zo ja, waarom en wat? Liggen er bijvoorbeeld kansen voor mijn opleiding in termen van verhoging van de onderwijskwaliteit, onderwijsinnovatie, profilering en het aantrekken van (internationaal) talent?
Wat is de meerwaarde van open en online onderwijs voor mijn onderwijs? Waarom zouden wij onze kostbare leermaterialen gratis willen delen met de rest van de wereld? Waar liggen kansen voor hergebruik van door anderen ontwikkelde open leermaterialen of MOOC’s?
Er werden vele kansen benoemd voor open en online onderwijs bij Zuyd:
Wegwerken van deficiëntie. Vele opleidingen ontwikkelen modules die betrekking hebben op vastgesteld (Nederlands/Engels) taal- en rekenniveau. Deze programma’s kunnen in gezamenlijkheid met behulp van open leermateriaal ontwikkeld worden. Zowel binnen als buiten Zuyd.
Hulp bij studiekeuze. Laten zien wat je onderwijsprogramma inhoudt (toekomstige studenten). Ontwikkel ‘Open lessen’. Profilering voor nieuwe studenten (PR).
Flexibel. Inzetten voor verschillende doelgroepen. Naast reguliere studenten, bij uitstek geschikt voor werkende studenten (levenlangleren en 21+). Maar ook flexibel in de plaats waar de leerstof eigen wordt gemaakt.
Meer differentiatie mogelijk. Aanbieden van maatwerk. Verschil in tempo. Verschil in niveaus . Verschil in media-aanbod (tekst, video). Ook voor studenten met een beperking heeft het een toegevoegde waarde.
Veranderende rol van docent. De docent als coach. Kan door online onderwijs (flipped classroom) andere didactische werkvormen (blended) inzetten. Hierdoor heeft docent meer tijd voor specifieke uitdagingen bij de student. In plaats van theorie overbrengen de discussie hierover aangaan.
Meer kwaliteit van leerbeleving. Aantrekkelijk voor studenten, het sluit aan bij hun leefwereld. Online, interessanter, en vooral gebruik van (korte) video’s.
Efficiency en effectiviteit, door (beter )leermateriaal van elders in te zetten. Hoe vind je die? Mag ik het materiaal (her)gebruiken? Mag ik het bewerken? Auteursrechten wordt als groot struikelblok gezien. Wat mag wel. Wat mag niet. Student mee laat denken bij gebruik extern materiaal
Learning analytics bieden mogelijkheden om studenten beter te monitoren. Deze mogelijkheid is ook binnen Blackboard al aanwezig. Wellicht biedt Blackboard ook tools die we nu elders zoeken. Meer aandacht voor didactisch gebruik van ICT (docentprofessionalisering).
Kwaliteitsverbetering doordat de lesstof en curricula transparant worden.
Internationalisatie, ook wens provincie. Maar liever eerst de euregio dan Europa/rest wereld.
Kansen voor alumni of samen met alumni nieuwe zaken ontwikkelen, werkeloze en ouderen.
De groepen waren positief over de kansen die de ontwikkeling van MOOCs (al dan niet ‘Massive’), het gebruik van open leermateriaal, de andere didactische werkvormen die dat met zich mee brengen . Het is een beweging die aan de gang is en waar we over na moeten denken. Je kunt je niet permitteren om dat niet te doen. Weg met de vrijblijvendheid. Echter realiseren is een grote stap. Het kost tijd, geld en expertise. Docenten hebben maar een beperkt aantal uren ontwikkeltijd beschikbaar.
Kansen die nadrukkelijk terugkwamen zijn:
Werving en aanbod om de krimp te overwinnen.
Met en in de beroepspraktijk. Link met praktijk leggen. Je kunt het beroep binnen halen. Kwaliteitsverbetering door samen aan curriculum te werken. Je laat op deze manier de kwaliteit van je eigen instelling toetsen door de beroepspraktijk.
Naamsbekendheid en profilering. Laat zien wat je als Zuyd in huis hebt.
In alle punten komt inhoudelijk samenwerken binnen Zuyd en met andere onderwijsinstellingen naar voren. Maar ook meer kennis delen. Laat je lessons learned zien. Deel je succesverhalen, zodat andere ook voordelen inzien. Wat vinden wij als Zuyd best practices? Open innovation stimuleert communitybuilding.
Kansen liggen er genoeg. Maar wat is het ‘laaghangend fruit’? Waar kunnen we zo mee aan de slag? In ronde 2 discussieerden de groepen verder aan de hand van de vragen:
Wat zou gedaan kunnen worden, hetzij morgen, hetzij op de langere termijn?
Zijn er specifieke onderwijsdomeinen die in aanmerking komen?
Welke samenwerkingsmogelijkheden zien jullie?
Op korte termijn:
Deficiëntie programma’s voor wiskunde, Nederlands en Engels. Investering verdient zicht terug. Heeft ook organisatorische voordelen.
Top minoren die aansluiten op speerpunten Zuyd (Kennis/As) als open en online onderwijs opzetten.
Toolkit voor zoeken, vinden en gebruiken open leermateriaal. Belangrijke rol voor de Op langere termijn:
Samen met andere hbo-instellingen MOOC onderzoeksvaardigheden ontwikkelen.
Games ontwikkelen over alle mooc’s heen.
Alle materialen open (merksoftware-onafhankelijk), want misschien bestaan scholen niet meer.
Voorwaarde is bereidheid om samen te werken. Wie is waar binnen Zuyd mee bezig. Een multidisciplinair ontwikkelteam (mediadesign, informatiespecialist, instroomcoördinator, onderwijskundige, inhoudsdeskundige).
Dit alles kan niet zonder een duidelijke visie van Zuyd op de rol van ICT binnen ons onderwijs. En de visie op open en online onderwijs. Wat betekent deze ontwikkeling voor het onderwijsmodel? En hoe richten we dat onderwijs in? Aandacht voor Educational Design. Kaders voor visie op open online onderwijs
Er zijn nog heel veel vragen. We hebben nog geen concrete antwoorden. Maar enthousiasme was er. Niets doen is geen optie. Op korte termijn zal er een plan van aanpak opgezet worden, gericht op het laaghangend fruit. Nadrukkelijk zal de student als prosumer en het bedrijfsleven als toekomstige werkgevers hierbij betrokken moeten worden.
Uiteraard hebben we ook een beeldimpressie van deze middag!
Het Trendrapport Open Education 2014 beschrijft de ontwikkelingen in en uitdagingen van open en online onderwijs voor het Nederlandse hoger onderwijs. Aan de hand van artikelen en intermezzo’s van Nederlandse experts geeft het een doorkijk naar de toekomst:
Hoe kunnen instellingen open en online onderwijs inzetten in het formele onderwijs?
Wat kunnen we leren van toetsmethoden binnen MOOC’s?
Wat zijn juridische vraagstukken?
Hoe kijken studenten tegen MOOC’s aan en wat is een MOOC-certificaat waard?
Waar liggen kansen voor het postinitiële onderwijs en learning analytics?